DE HARTJESHOF AAN DE AMEIDSEDAM

door dr.Ben Janssen

DE HARTJESHOF AAN DE AMEIDSEDAM

De ligging

Aan de in 1741 aangelegde Ameidsedam op het Spijk, een zomerkade langs de Oude Rijn met een weg naar de Wardhof, ligt een wat kleinere hoeve, Hartjeshof genaamd. Die wordt al vermeld in 1746 en was de opvolger van het ter hoogte van 'Copera' buitendijks gelegen 'Hartjes Huys', welk door de meanderende Rijn werd verzwolgen.

Hartjens in Herwen

Bij de verkopingen van koren te Herwen door de Hervormde Diaconie aldaar komt in de jaren 1732 en 1735 als borg voor Hend Hartjens en blijkbaar als pachter betaalde hij over 1735 een grondrente uit de Hal te Herwen. In het protocol van Herwen en Aerdt wordt op 23 mei 1746 een zonder datum opgemaakt 'Accoort en Transport van gerede goederen' geregistreerd. Met die akte vermaakten de echtelieden Hendrick Hartjens en Hendrina Melgers al hun gerede ofwel roerende goederen aan hun dochter Hendrina, getrouwd met Jan Roelofs uit Pannerden, gedoopt R.K. Hulhuizen op 13 oktober 1708 als zoon van Jan Roelofs en Gertruida Otten te Pannerden (zie De Waordsman 2002/4).

Gememoreerd werd hoe zij haar ouders in hun ouderdom 'den tijt van drie jaeren in kost en drank onderhouden en met alle Liefde opgepast hebbe, sonder daar voor iets genooten te hebben'. En omdat de ouders 'in jaeren seer toe neemen en swack van Lichaam worden', waardoor steeds meer gevraagd werd van Jan Roelofs en zijn vrouw, werd overeengekomen dat zij 'den tijt hares leevens verder in kost en dranck en alles wat verder behoorlijk is tot hunne sterffdag sullen besorgen en onderhouden, voor welke liefde en onderhoudt wij Hendrick Hartjens en Hendrin Melchers Echtelieden mits deesen overgeven en transporteren aen de voornoemde Kinderen Echtelieden al hun hebben en houden van linnen en wollen klederen, soo Beesten, Peerden ende wat verder boerent goet behoort, als ook Huijsraat en wat sij stervende koomen na te laten, sonder iets aen de andere kinderen nae de doot van voorschreven Echtelieden uijt te keeren'. Aan de andere kinderen werd ieder een bedrag van twee en een halve gulden toegezegd. Als conditie werd nog opgenomen, dat de ouders, of een van beide, 'den tijt van huns leevens sullen regeren en meester blijven tot den sterfdag toe'.

In het akkoord worden de andere kinderen niet met name genoemd. Evenmin is daarin sprake van onroerende goederen. Jan Roelofs en Hendrina Hartjens bezaten nadien wel de hofstede 'den Ham'genaamd, gelegen in de Geitenwaard, dat steeds in het bezit van de familie Roelofs is gebleven (nu J.A.H.G. Roelofs, Geitenwaard 2).

Uit het doopboek R.K. Aerdt blijkt, dat de bovengenoemde Hendrina Hartjens (Henrica Hartjes) gedoopt werd op 11 augustus 1715. Ook werd nog een zoon Gerardus op 17 mei 1718 R.K. Aerdt gedoopt. Afgaande op wie in de volgende generatie als doop- en trouwgetuigen genoemd worden, komen nog als kinderen van Hendrick Hartjens en Hendrina Melgers (Melchers) in aanmerking Bernardus Hartjes getrouwd met Geertruida van Berck, Johanna Hartjes getrouwd met Bernd Evers en Aleida (Aaltje) Hartjes getrouwd met Hendrik Vos.

Hartjes in Spijk

Berend Hartjes was halverwege de 18e eeuw pachter van de wel naar hem genoemde Hartjeshof te Spijk. Hij trouwde R.K. Elten op 17 augustus 1762 met Gertrudis van Berck. Zij was een dochter van Hendrik van Berck (Verberck) en Catharina Mot (Mötter, Mutter), gedoopt R.K. Aerdt op 31 januari 1731. Haar vader, en na hem haar broer Hendrik van Berck getrouwd met Everarda Raats, boerde op de zo genoemde Geerlingshof op 's-Gravenwaard.

Bernardus Hartjes overleed reeds te Spijk op 4 januari 1783. Het boerenbedrijf op de hoeve werd verder gevoerd door zijn weduwe met haar zonen. Zij hadden, zoals gebruikelijk in de buurschap Spijk, hun kinderen laten dopen in de parochiekerk van Sint Martinus te Laag-Elten:

1. Henrica, gedoopt 23 mei 1763.

2. Gerardus, gedoopt 23 augustus 1765, trouwt Johanna Jansen.
3. Henricus, gedoopt 23 augustus 1765, overleden te Spijk op 21 oktober 1810. 4. Bartholomeus, gedoopt 23 augustus 1767.
5. Johannes, gedoopt 23 augustus 1767, trouwt Aleidis Daniels.
6. Everhardus, gedoopt 22 mei 1769.
7. Catharina, gedoopt 24 januari 1772, trouwt Bart van Groningen (Grönningen).

Johann Theodor Hartjes trouwt R.K. Elten 24 januari 1798, ondertrouw Elten 30 december 1797 met Aleidis Daniels. Het echtpaar laat R.K. Elten drie kinderen dopen: Bernardus gedoopt op 1 november 1802, Wilhelmus gedoopt op 22 augustus 1805 en Gerardus op 19 april 1811.

Gerhard Hartjes, 'filius rustici in Spijk' (Spijkse boerenzoon), was op 5 maart 1802 getuige bij het huwelijk in de Lobithse kerk van Derk van Benthem en Dora Pauwels. Met zijn zwager Bart van Groningen werd te Elten op 21 oktober 1810 door 'den Bauer Gerhard Hartjes von Spick' aangifte gedaan van het overlijden van zijn broer, respectievelijk zwager, 'der Bauer Heinrich Hartjes, vier und vierzig Jahren alt, Sohn des verstorben Bauers Bernd Hartjes und der noch lebenden und zu Spick wohnenden Ehefrau Gertrud van Berk'. Hij was diezelfde morgen om negen uur in het huis van zijn moeder, nummer 2, overleden.

'Der zu Spijck wohnenden Ackermann Gerhard Hartjes' trouwde te Elten op 13 april 1812 met de te Spijk wonende dienstmeid Johanna Jansen, gedoopt te Zeddam op 24 september 1786, dochter van de later te Wehl wonende echtelieden Hendrik Jansen en Gesina Bisters. De huwelijksakte werd ondertekend met 'Gerhard Hartjes', terwijl de bruid, haar ouders en de moeder van de bruidegom verklaarden 'schreibens unerfahren zu seijn'. Op 18 juni 1812 gaf 'der Ackermann Gerhard Hartjes wohnhaft zu Spijck' te Elten de geboorte aan van zijn zoon Bernard, geboren op 16 juni 1812. Tevens deed hij aangifte van een op dezelfde dag levenloos geboren dochtertje. Hierna verdwijnen de Hartjes te Spijk uit de boeken.

In de hierop volgende periode wordt de hofstede van Hartjes nog een paar keer genoemd. Op 17 mei 1814 wordt te Elten het huwelijk geregistreerd van 'Gerhard Beekhuijsen als Ackerknecht auf dem Hofe Hartjes Gut in der Bauerschaft Spick, marie (Gemeente) Elten, wohnend' met Gertrudis Elshof. Het echtpaar woonde in september van dat jaar op de 's-Gravenwaard. Op 21 oktober 1814 doet 'der Ackerknecht Theodor Poot, wohnhaft auf dem Gute Hartjes-hof in der Bauerschaft Spick',oud 37 jaar, aangifte van de geboorte van zijn zoon Heinrich, die daags tevoren in zijn 'Wohnhause zu Spick von seiner Ehefrau Wilhelmina Hegman von Mehr, mairie Haldern geburtig, sieben und zwanzig Jahre alt, geboren sei'.

De eigenaren

Waarschijnlijk was Hartjeshof een 'Domeinenhof' van de koning van Pruisen en in 1813 verkocht. Met de overdracht in 1817 kwam het gebied aan Nederland en bij de opmaak van het kadaster wordt Jan Willem Hortman (Johann Wilhelm Hortmann), landbouwer te Bislich (tussen Rees en Wezel) als eigenaar vermeld. Hij bezat te Spijk de percelen A 56 bouwland 0.50.10 ha, A 87 bouwland 5.82.20 ha, A 88 weiland 4.11.90 ha, A 89 bouwland 1.38.20 ha, A 90 bouwland 1.26.40 ha, A 91 weiland 2.39.90 ha, A 92 huis en erf 0.13.10 ha, A 93 tuin 0.18.50 ha, A 94 boomgaard 0.45.50 ha, A 95 weiland 7.05.40 ha, A 96 weiland 11.84.80 ha (in 1833 opnieuw gemeten en vernummerd A 286 weiland 11.59.30 ha met A 287 water 0.25.50 ha), A 109 bouwland 6.22.10 ha, tezamen groot 41.38.20 ha. Voor dat areaal werd hij vanaf 1833 aangeslagen in de grondbelasting

Johann Wilhelm Hortmann overleed te Bislich op 24 april 1856 en op 20 september dat jaar werd zijn nalatenschap door zijn erfgenamen gescheiden, waarbij Hartjeshof werd getaxeerd op 43.800'Thaler Pruissisch current'. Voor zijn vaderlijk erfdeel werd aan Heinrich Hortman (later Johann Wilhelm Heinrich Hortmann genoemd), landbouwer te Huisberden bij Kleef, de 'te Spijk in de gemeente Lobith, provincie Gelderland, in het Koningrijk der Nederlanden gelegen Hartjeshof in eigendom overgedragen'. De transactie werd opgemaakt te Dinslaken, goedgekeurd te Wezel op 5 oktober en te Arnhem geregistreerd d.d. 11 november 1856.

Bij boedelscheiding van de nalatenschap van Heinrich Hortmann, geregistreerd te Zevenaar d.d. 26 september 1886, waren er vier kinderen als erfgenamen. Helena Catharina Hortmann, gehuwd met Gerhard Johann Hoimann, grondeigenaar te Huisberden, en Wilhelmina Johanna Hortmann, getrouwd met Ludwig Gerhard Baumann, zonder beroep te 'Reeserward' bij Rees woonachtig, waren uit het eerste huwelijk van Johann Wilhelm Heinrich Hortmann met Wendelina Arntz, terwijl Friedrich Hortmann en Robert Hortmann, beiden zonder beroep te Huisberden wonende, waren geboren uit diens tweede huwelijk met Ida Voss. De bouwhof te Spijk, 'bestaande uit huis en erf, tuin, boomgaard, bouw- en weiland', werd op ƒ 68.400,- gewaardeerd, voor elk van de deelgenoten een bedrag van ƒ 17.100,-. Onder uitkering van het erfdeel aan haar mede-erfgenamen werd de Hartjeshof toegewezen aan Helena Catharina Hortmann.

Op 2 januari 1915 passeerde te Nijmegen een akte van transport namens Helena Catharina Hortmann, weduwe van Gerhard Johann Hoiman, zonder beroep wonende te Kleef. Zij verkocht voor ƒ 58.889,- aan de 'Naamloze Vennootschap Steenfabrieken voorheen Terwindt en Arntz',gevestigd te Nijmegen, enkele percelen bouw- en weiland te Spijk, tezamen groot ongeveer 27 hectaren, 53 aren en 13 centiaren, en voor ƒ 29.111,- aan Wilhelmus Mathieu Gustaaf Arntz, steenfabrikant wonende te Nijmegen, de resterende percelen van Hartjeshof, tezamen ongeveer 13 hectaren, 60 aren en 97 centiaren, door verkoopster verkregen bij akte van scheiding in september 1886.

Bewoners sedert 1817

Bij de overdracht in 1817 van Lobith en omgeving (zie De Waordsman 2004/2) wordt in het kohier voor de belastingen onder huisnummer 4 te Spijk Hendrik Vos genoemd. Hij wordt in de 18klasse aangeslagen met ƒ 25,-. Daarmee was hij een niet onvermogende boer en stond op gelijke voet met de landbouwers Derk Heijdendaal en Berend Berendsen. Alleen Willem van Embden en Hendrik Rutjes werden in 1817 hoger aangeslagen en betaalden elk ƒ 30,-.

Inwonend bij Voss wordt Derk Poot genoemd (zie hiervoor Theodor Poot d.d. 14 oktober 1814), aangeslagen in de 12klasse met ƒ 7,00. In de 3klasse met 75 cent wordt nog Elisabeth Overdreef genoemd. Het door haar te betalen bedrag past bij de categorie dienstboden.

Bij het huwelijk te Lobith van Dominicus Arntz uit Millingen met Joanna Raats van 's-Gravenwaard op 21 juli 1817 wordt 'Hendrik Voss, landbouwer wonende Boven Spijk, ressort dezer Gemeente',als getuige genoemd. Hij is dan 29 jaar oud.
In 1818 wordt Hendrik Vos aangeslagen in klasse 16 met ƒ 15,90. Inwonend waren Hendrik van der Locht en Peter Pelzer. Vanaf 1818 werkten bij Vos te Spijk nummer 4 als dienstknechten Hendrik van der Locht (Logt), Peter Pelser en de meid Hendrina Bosman.

In 1823 werd de pacht overgenomen door Hendrik van der Locht. Anno 1825 werd hij aangeslagen in klasse 11. Bij hem werkten Evert Polman en Peter Pelser. Vanaf 1826 was Bernardus Rissenbeek daar knecht.
Hendrik van der Locht werd geboren omtrent 1785 en was getrouwd met Catharina Pelser.

Op Hartjeshof werden vier dochters geboren: 1. Maria, op 31 januari 1824.
2. Hendrina, op 3 februari 1826.
3. Wilhelmina Johanna, op 20 september 1828. 4. Antonia, op 11 maart 1831.

Op 1 januari 1841 kwam Evert de Vries uit Aerdt, daar geboren op 8 mei 1794 (zie De Waordsman 2001/4). Hij was sinds 1837 gehuwd met Ida Joosten, geboren te Aerdt op 8 april 1786. Inwonend waren drie voorkinderen Lieven. De huishouding vertrok echter al op 1 mei 1841 naar Aerdt (B 70).

Vanaf 1841 woonde er gedurende enkele jaren het gezin van de Eltense landbouwer Franz Franken. Hij was gedoopt te Elten op 26 mei 1809 als zoon van Henricus Franken en Willemina van Embden en was getrouwd met Elisabeth Kraaivanger, geboren te Elten op 19 mei 1814. Ook te Elten was in 1840 een dochter Elisabeth geboren. Op Spijk volgden nog de kinderen:

2. Willemina Hendrika, geboren op 4 april 1842.
3. Hendrikus Bernardus, geboren op 16 april 1843, overleden 25 juli 1846.

4. Johannes Franciscus, geboren op 25 juni 1844.
5. Fredericus Johannes, geboren op 25 augustus 1845.

Op 21 september 1847 kwam de arbeider Heinrich Benson. Hij was ook aangesteld als waardsman over de landerijen van de grootgrondbezitter Peter de Werth te Elberfeld. Hij was op 17 april 1806 te Bislich bij Rees geboren en getrouwd met zijn dorpsgenote Catharina Snelting (Schnelting). Zij was geboren op 15 september 1806. Inwonend was nog de landarbeider Gerardus Johannes Buunen (*1810) uit Lobith. Op 5 mei 1859 trouwde hij met de oudste dochter Johanna Catharina.

Het echtpaar Benson-Snelting had zes kinderen:
1. Johanna Catharina, geboren te Bislich 27 augustus 1836, trouwt G.J. Buunen.

2. Theodora, geboren Bislich 20 april 1844, trouwt in Elten.
3. Sibilla, geboren Bislich 1 februari 1846.
4. Helena Johanna, geboren te Spijk 13 november 1848.
5. Johannes Wilhelmus, geboren Spijk 17 september 1853, trouwt J. Koerntjes.

6. Lambertus Wilhelmus, geboren Spijk 20 april 1859.

Catharina Snelting overleed te Spijk op 14 februari 1878 en haar man overleed op Hartjeshof op 5 september 1882. Hoofdbewoner werd zijn zoon Jan Willem Benson (*1853), die knecht was bij de landbouwer Franciscus van Embden (1830-1913) op de iets verderop gelegen 'Hof zum Walde' aan de Spijkerweg, samen met zijn zuster Helena Johanna (* 1848). Jong leven verscheen in huis met de geboorte van haar dochtertje op 4 april 1877 dat Catharina Hendrika Benson werd genoemd. Zij trouwde in 1902 met de koetsier Jan Rutten (*1871) uit Millingen.

Jan Willem Benson werd in 1893 valselijk beschuldigd van moord op zijn verloofde Johanna Koerntjes (* Herwen 1866). Het verhaal bleek niet op waarheid te berusten en in augustus dat jaar trouwde hij met het 'vermoorde' dienstmeisje (In naam der wet, pagina 115-116).

Per 17 mei 1907 keerde Willem Thuis (*1857) met zijn vrouw Hermina Schipper (*1863) en hun kinderen terug uit Warbeijen, nadat zij voorheen enkele jaren op 'Copera' hadden geboerd. Zij vestigden zich op Hartjeshof (huisnummer E 42). Hermina Schipper overleed op 31 augustus 1915. Willem Thuis werd bij de stichting van de nieuwe R.K. parochie Gerardus Majella te Spijk door Monseigneur Henricus van de Wetering, aartsbisschop van Utrecht, samen met Jan Jansen (Hof zum Walde) tot kerk- en armmeester benoemd. Hij bleef dat tot zijn vertrek op 1 mei 1919.

Na Thuis werd de woning betrokken door de steenovenarbeider Maarten Boer en zijn gezin. Zij wa- ren in 1902 uit Elten naar de Bijlandse Waard gekomen, waar hij werk had gevonden op de steenfabriek van S.G. van Pol.

Maarten Boer was geboren te Alphen aan de Rijn op 8 november 1853 als zoon van Gerrit Boer en Grietje van de Wel. Hij was steenovenarbeider geworden en van Zuid-Holland in dit grensgebied aan de Boven-Rijn terecht gekomen. Hij was getrouwd met Elisabeth de Knecht, geboren te Alphen aan de Rijn op 13 april 1856, als dochter van Hendrik de Knecht en Pietje van der Vis. Elisabeth de Knecht overleed te Spijk op 31 januari 1924 en Maarten Boer op 1 juni 1943. Het echtpaar had de volgende kinderen:

1. Hendrik, geboren Alphen aan de Rijn 9 april 1882, trouwt J. Burghart.
2. Margareta Petronella Bernardina, geboren Alphen 8 april 1883, overleden 17 april 1905.

3. Pieter Gerrit, geboren Alphen aan de Rijn 1 april 1884, trouwt H. Maertzdorf.
4. Dirk Gerrit, geboren Alphen aan de Rijn 17 augustus 1887, trouwt A. Burghart.
5. Derk, geboren Alphen aan de Rijn 13 oktober 1888.
6. Maarten, geboren Alphen aan de Rijn 3 oktober 1889.
7. Gijsbert, geboren Alphen aan de Rijn 14 april 1893.
8. Pietje, geboren Alphen aan de Rijn 30 oktober 1894, trouwt C. Maertzdorff.
9. Johannes Hendrikus, geboren Alphen aan de Rijn 2 november 1896, trouwt H. Spaan. 10. Jan Jacob, geboren Reeuwijk 26 november 1900, overleden 17 december 1902.

Theet Gerritzen

Hartjeshof werd in 1952 met enige hectaren grond gepacht door Theodorus Petrus Gerritzen, zoon van Johannes Hubertus Gerritzen en Geertruida Johanna Merkus aan de Marsweg 8, geboren Spijk op 19 april 1928 (zie De Waordsman 2004/2). Op 27 december 1951 trouwde hij met Anna Maria Visser, geboren te Spijk op 23 augustus 1931, overleden op 17 april 2003. Uit hun huwelijk zijn: Ruud 8 juli 1952, Mary 14 maart 1955, Els 25 november 1956, Theet(je) 9 februari 1959, Pauwke 6 februari 1961, Ronny 11 september 1963, Frank 22 augustus 1966, Nico 11 november 1968.

Op 31 december 1970 werd tussen de N.V. Steenfabriek Vliegenwaard, gevestigd te Nijmegen, en Theodorus Petrus Gerritzen, landbouwer wonende te Spijk, Ameidsedam 8, geboren te Herwen en Aerdt 19 april 1928, een overeenkomst gesloten, waarin onder meer het volgende werd vastgelegd. Door Vliegenwaard is een hofstede met landerijen, alles tezamen groot ongeveer 30 hectaren, verpacht aan Gerritzen voor een pachtsom van ƒ 170,- per jaar per hectare. De verplichtingen voor Vliegenwaard als verpachtster samenhangende met de (zeer oude) tot het verpachte behorende gebouwen zijn van dien aard, dat de onderhavige pachtverhouding als een jaarlijks terugkerende verliespost, althans als een niet rendabel object is te beschouwen. Voorts heeft Gerritzen voor eigen rekening een karrenloods en een garage op het gepachte gesticht, de in mei 1970 door brand verwoeste, tot het gepachte behorende, schuur hersteld verwoeste, tot het gepachte behorende, schuur hersteld (waartoe volgens de bepalingen van de Pachtwet verpachtster gehouden was) en verder nog diverse verplichtingen van verpachtster voor eigen rekening genomen.

Van hetgeen Vliegenwaard aan Gerritzen verschuldigd is en tot sanering van de pachtverhouding verklaarde Vliegenwaard in eigendom over te dragen dat gedeelte van het gepachte waarop zich de opstallen bevinden, te weten de hofstede gelegen te Spijk nabij de Ameidsedam met schuren, garage, karrenloods, kippen en rondom gelegen gronden, uitmakende een ter plaatse kennelijk aangeduid ongeveer 75 aren groot gedeelte van het kadastrale perceel A 1385, door Vliegenwaard in eigendom verkregen bij een akte van inbreng op 30 december 1948.

Na de opmeting door het kadaster, goedgekeurd op 13 januari 1972, bleek het huisperceel ruim een hectare groot te zijn, hetwelk later door aankoop werd vergroot.

Kadastrale situatie, vastgesteld te Arnhem op 7 maart 1975. Gemeente Lobith en Spijk, Sectie A, blad 2, schaal 1: 2500.

Nummer 1537 is groot 1 hectare en 30 centiaren, bestaande uit huis en erf, schuur, tuin, bouwland en weiland. Uit andere percelen werden nadien nog delen aangekocht, met name uit de weide genaamd 'Oldevaer'.
Vanwege een afgesloten ontzandingsovereenkomst bracht Theodorus Gerritzen senior zijn beschikbare grond onder in een door hem opgerichte '
Stichting Beheer Oldevaer'.

Het agrarisch bedrijf aan de Ameidsedam werd beëindigd en door zijn zoon Theodorus P.A.M. Gerritzen voortgezet op Dijkmanshof, Ossenwaard 11 in Herwen, aangekocht van Arjen Bon.

Bronnen:
Archief Gemeente Herwen en Aerdt, Archief Gemeente Lobith, Kadastrale leggers Lobith en Spijk, Notarieel archief, Diverse registers DTB en BS, Aantekeningen van Frans Staring te Zevenaar, Mededelingen van Jo Notten te Herwen.
G.B. Janssen, In Naam der Wet, 2003.
G.B. Janssen, De parochiegemeenschap van Gerardus Majella te Spijk, 1993.
G.B. Janssen, Oorlog over het Gelders Eiland, 1995.