
Productomschrijving
Het Nut viert feest: 160 jaar te Lobith -Tolkamer
Bladzijde 3
dr. Ben Janssen
Dit artikel belicht de 160-jarige geschiedenis van het departement Lobith van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Het Nut begon eind 18e eeuw vanuit de idealen van de Verlichting, met als doel het bevorderen van opvoeding en onderwijs onder de burgerij. Waar eerst vooral de elite toegang had tot scholing, wilde het Nut kennis en ontwikkeling bereikbaar maken voor de gewone man. De auteur blikt terug op de wortels van de beweging, en bespreekt de maatschappelijke activiteiten die tot op heden plaatsvinden: lezingen, cursussen en culturele evenementen. Daarmee blijft de kernboodschap actueel: nut voor het algemeen belang.
Een merkwaardig voorval in 1711
Bladzijde 11
A.J.V. Mulder
A.J.V. Mulder beschrijft een archiefvondst over een curieus incident uit 1711, waarbij een molenaar en zijn knecht in conflict raakten met de lokale autoriteiten. Het voorval speelt zich af in het grensgebied bij Spijk, waar verschillende bestuurlijke lagen actief waren. De molenaar werd beschuldigd van mishandeling, maar het verhaal blijkt complexer en weerspiegelt de sociale en juridische dynamiek van die tijd. Door reconstructie van processtukken en verklaringen komt het incident tot leven en toont het hoe persoonlijke geschillen verweven waren met lokale machtsstructuren. De auteur laat zien hoe een klein voorval veel zegt over bestuur en samenleving in de 18e eeuw.
Bokke Jet
Bladzijde 12
Herman Peters
Herman Peters stuit tijdens onderzoek naar de bewoners van de Geitenwaard op de mysterieuze figuur ‘Bokke Jet’. In het bevolkingsregister van 1890–1900 wordt weduwe Huyink-Snijder genoemd als tijdelijke bewoonster van het gebied. Peters reconstrueert haar verblijf en koppelt haar mogelijk aan de legendarische Bokke Jet, die onder een heg woonde en bij hoogwater naar de Renbaan verhuisde. Lokale overlevering, gesprekken met dorpsbewoners en archiefdata worden samengebracht in een poging om de ware identiteit van deze markante vrouw te achterhalen. De naam Bokke Jet blijkt diep geworteld in het regionale geheugen.
De bewoners van de Geitenwaard (slot)
Bladzijde 17
Herman Peters
In dit slotdeel vervolgt Herman Peters zijn analyse van de bewoning van de Geitenwaard, ditmaal rond het huis dat nu bekendstaat als Geitenwaard 2. In 1829 woonde daar Gertruida Goris, weduwe van Gradus Roelofs, met haar kinderen. Peters reconstrueert via het doopregister van de R.K. parochie Herwen en Aerdt de geboorte van hun elf kinderen tussen 1786 en 1809. Het huis zelf draagt muurankers met het jaartal 1781, vermoedelijk het bouwjaar. Uit terugkerende kindernamen blijkt dat meerdere kinderen jong zijn gestorven. De tekst werpt een helder licht op het leven van een boerengezin in de Liemers rond 1800.
Kiek Urn.
Bladzijde 20
Onbekende auteur
In streektaal wordt teruggeblikt op hoe de feestmaand december vroeger werd beleefd, in vergelijking met de hedendaagse invulling. Waar Sinterklaas ooit een feest van kleine gebaren en oprechte verwachting was, draait het nu voornamelijk om handel. Kinderen zijn minder tevreden met eenvoudige cadeautjes zoals chocoladebeestjes of sinaasappels, en verlangen nu naar duur speelgoed. De schrijver hekelt het verlies van betekenis en waarde: het feestgevoel lijkt verdrongen door commercie. De warme herinneringen aan tekeningen maken, klompen achter de kachel en het verlangen naar de magie van één cadeautje worden liefdevol opgeroepen.
Pannerdense nijverheid en middenstand in Elsts archief
Bladzijde 22
R.H.C. van Maanen
R.H.C. van Maanen beschrijft enkele vondsten in het archief van het ambtsbestuur van de Overbetuwe te Elst, die inzicht geven in de Pannerdense economie tussen 1707 en 1811. Drie bronnen springen eruit: een lijst van brandewijntappers uit 1707, een vermelding van de steenbakkerij van Viervant en Van Kesteren & Comp in 1800, en een vermelding van brouwer Fridus Gors uit 1810–1811. Uit deze gegevens blijkt hoe levendig en divers de middenstand en nijverheid in Pannerden was. Van Maanen pleit voor verder historisch onderzoek naar dergelijke lokale bronnen die veel onthullen over het dagelijks leven in de regio.
Koningen en hun koningszilver van het schuttersgilde Eendracht Maakt Macht te Lobith
Bladzijde 24
Fons Mulder
In deel 5 van de reeks over het schuttersgilde Eendracht Maakt Macht te Lobith behandelt Fons Mulder het koningschap van Herman Kempers in 1861. Kempers, koopman en expediteur uit Tolkamer, werd later ook president van het gilde. Destijds werden alle gildepapieren bewaard bij de president thuis. Na zijn dood in 1884 vroeg het bestuur de stukken terug aan zijn weduwe, die verklaarde dat zij alles had verbrand als 'scheurpapier'. Daarmee gingen alle notulen en correspondentie sinds de heroprichting in 1850 verloren. Slechts enkele losse velletjes uit 1870 bleven bewaard. Dit verlies werpt een schaduw over de reconstructie van de gildegeschiedenis.
Windmolens in Pannerden
Bladzijde 28
dr. Ben Janssen
Dr. Ben Janssen behandelt de geschiedenis van windmolens in Pannerden, die nauw verweven is met de agrarische ontwikkeling van het dorp. De oudste meldingen dateren uit de 17e eeuw. In 1642 verkocht schout Hendrik Knoop een wind- en rosmolen aan Arndt Goris, die het bezit meteen weer doorverkocht aan Jan Fontein en Cornelis Lamberts. Rond de betaling ontstond een civiel proces bij het Hof van Gelre. Hoewel de uitkomst onbekend is, illustreert de zaak hoe molens niet alleen functionele bouwwerken waren, maar ook speculatieve handelsobjecten. De auteur verbindt dit aan bredere familiegeschiedenis van Fontein in de Liemers en op het Gelders Eiland.
Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten
Bladzijden 30–31
Toon Hendriksen
Toon Hendriksen neemt de lezer mee in de geschiedenis van de cafés in het dorp Aerdt. Rond 1900 kende het dorp talrijke gelegenheden waar men drank kon nuttigen, vaak gecombineerd met een winkel, boerderij of ander bedrijf. De auteur beschrijft hoe eenvoudig het vroeger was om een café te beginnen, maar ook hoe de overheid langzaam meer regels begon op te leggen, vooral voor het tappen van sterke drank. Hendriksen bespreekt het verschil tussen bierhuizen, tapperijen, herbergen en koffiehuizen, waarbij vooral de sociale rol van deze plekken centraal staat. Cafés vormden rustpunten langs wegen en centra van dorpsleven en gesprekken.